Bali, een gewone schooldag. Ik kom in een klaslokaal met ongeveer 16 kinderen. Ik loop naar twee meisjes en een jongen die achterin het lokaal zitten. Ik mag naast het jongetje zitten. De twee meisjes die achter mij zitten maken contact en kennen wat Engelse woorden. Aan het jongetje naast mij vraag ik hoe oud hij is, maar hij lijkt mij niet te begrijpen of durft geen antwoord te geven. Ik stel nog een vraag, maar ik krijg geen reactie. Dan is hij driftig op zoek naar zijn tas die onder de tafel ligt. Hij pakt een schrift en scheurt er twee blaadjes uit. Hij geeft mij een blaadje en laat non-verbaal weten dat ik hem na moet doen. Hij laat mij zien hoe hij een boot vouwt. De jongens uit de klas vinden het reuze interessant en komen om onze tafel heen staan. Vol trots en vertrouwen geeft het jongetje zijn bootje aan mij. Ik mag het bootje houden.
Vertrouwen betekent geloven dat iets goed zal gaan. Zodra je als mens zelfvertrouwen hebt, verloopt het leven makkelijker en leuker. Kinderen met vertrouwen in zichzelf en een positief zelfbeeld, hebben doorgaans ook vertrouwen in anderen. Zij durven bij tegenslag net dat stapje extra te geven en gaan hindernissen niet uit de weg. Ze vinden zichzelf de moeite waard.
Zelfbeeld ontwikkelt zich geleidelijk aan. Bij de vorming van het zelfbeeld van een kind spelen vele factoren een rol. Kinderen worden niet geboren met gedachten over zichzelf, de omgeving geef hen hier informatie over. Opmerkingen vanuit de omgeving, van volwassenen bijvoorbeeld, geven een kind informatie over zichzelf.
De Amerikaanse psychologe Carol Dweck houdt zich al jaren bezig met onderzoek naar de relatie tussen motivatie en prestaties. Zij ontdekte dat er twee soorten mindsets zijn. Een fixed mindset gaat ervan uit dat IQ een vaststaand gegeven is. Het is meegegeven met de geboorte en het is niet meer te veranderen. De growth mindset gaat ervan uit dat houding en inspanning je capaciteiten bepalen. Ons brein is in staat om zich te ontwikkelen.
Carol Dweck ontdekte door kinderen te prijzen op inspanning (‘Wat heb jij hard gewerkt’) zij eerder geneigd waren om volharing te laten zien wanneer zij geconfronteerd werden met frustratie bij een taak dat net iets moeilijker was. Kinderen die werden geprezen om intelligentie (‘Wat ben jij slim!’) stopten eerder met de taak als het te moeilijk werd. Ze wilden graag het compliment over hun slimheid behouden. Het blijkt dat deze kinderen eerder geneigd waren om hindernissen uit de weg te gaan en het makkelijker opgaven bij tegenslag dan kinderen die werden geprezen op inspanning. Bij een growth mindset is een persoon ervan overtuigd dat inspanning er gewoon bij hoort en dat je iets kan leren door maar veel te blijven oefenen (Dweck, 2000).
Ontneem een kind niet de kans om te groeien
Een paar tips voor professionals in de kinderopvang waarmee ze kinderen in zichzelf laten geloven.
- Geef een kind de kans eerst zelf te proberen, reageer daar positief op (prijzen en belonen).
- Prijs meer op inspanning tijdens het proces dan alleen maar te prijzen op het eindresultaat (‘Wat heb jij de puzzel slim in elkaar gezet!’).
- Wacht tot een kind vraagt om hulp of wacht tot het moment dat een kind echt niet zelf verder kan.
- Stel een kind vragen waardoor hij zelf weer verder kan.
- Hak een taak in kleine stukjes en neem alleen het lastigste stukje over. Het duurt misschien wat langer, maar dan heeft een kind het zelf gedaan. Hoe meer succeservaringen een kind opdoet, hoe meer vertrouwen het in zichzelf krijgt.
- Laat een kind weten dat het fouten mag maken. Mensen leren van fouten.
- Wees op momenten volledig beschikbaar als volwassene. Door met jouw volledige aandacht te luisteren naar een kind geef jij het idee dat het er mag zijn. Goed contact bevordert een positieve sfeer waarin een kind durft te oefenen en zichzelf de moeite waard vindt.
Het moment in dat klaslokaal doet mij beseffen dat ieder kind uniek is en ieder kind zijn of haar eigen talenten heeft. En laten we daar nu als volwassenen juist aandacht aan besteden! Geef het talent van een kind aandacht. Kijk niet naar wat een kind niet kan, maar kijk naar wat het wel kan en waar het goed in is. De meisjes waren dan misschien goed in praten, dit jongetje was in staat om met zijn handen mooie dingen te vouwen en mijn hart te doen smelten. Wat ga jij morgen doen om aan het zelfvertrouwen van kinderen te bouwen?
Gebruikte referentie: Dweck, C.S. (2000). Self-theories: their role in motivation, personality, and development. Philadelphia: Psychology Press.